DEEL II HET ORNAMENT ALS ZODANIG
A. Banden. 81-84.  De meander. 8 5 . Kettingbanden. 86-90.   Vlechtbanden. 9 1 . Bloembanden, rozetbanden. 9 2 . Palmetbanden. 93-96.   Blad- en rankbanden. 9 7 . De watergolfband. 9 8 . Rijgsnoeren. 9 9 . Sierwrongen. 1 0 0 . Blad- en eierlijsten. B . Einden. 101-102. Lopende einden. 1 0 3 . Cima ornament. 1 0 4 . Nokbekroningen. 105-106. Toptegels. 1 0 7 . Stèlebekroningen. 1 0 8 . Uitgezaagde gevelversieringen. 1 0 9 . Stenen kruisen. 1 1 0 . Smeedijzeren kruisen. 1 1 1 . Kruisbloemen. 1 1 2 . Smeedijzeren bloemen. 1 1 3 . Knoppen en vazen. 1 1 4 . Hangende knoppen. 1 1 5 . Rozetten. 1 1 6 . Hogels en waterspuwers. 1 1 7 . Hengselversieringen. 1 1 8 . Kwasten. 1 1 9 . Franjes en lambrekijns. 1 2 0 . Kant. C. Ondersteuningen. 1 2 1 . Plantvormige ondersteuningsornamenten. 1 2 2 . Groeflijnen. (Cannelures).
123-124.  Zuilvoeten. 125-126.  Zuilschachten. 127-130.  Zuilkapitelen. 1 3 1 . Pilastervelden. 132-134.  Pilasterkapitelen. 1 3 5 . Kandelabervoeten. 1 3 6 . Kandelaberschachten. 1 3 7 . Kandelaberkelken. 1 3 8 . Balusters. 1 3 9 . Hermen. 1 4 0 . Balustraden, 1 4 1 . Leuningspijlen. 1 4 2 . Meubelpoten. 143-144. Trapezoforen. 145-147.  Draagklampen (Consoles). 1 4 8 . Wandsteunen. 149-150.  Kariatiden en Atlanten. D. Begrensde ornamenten.  151-155.  Het vierkant. 1 5 6 . Regelmatige veelhoeken.  157-160.  De cirkel. 161-164.  De rechthoek. 1 6 5 . Ellips en korfboog. 166-167.  Halve cirkels en hoekplaten. 1 6 8 . De ruit. 169-170. Verschillende andere figuren. E. Onbegrensde ornamenten. 1 7 1 . Parketpatronen. 1 7 2 . Mozaïkpatronen. 1 7 3 . Emaille, inlegsels. 1 7 4 . Tegelpatronen. 1 7 5 . Glas in loodpatronen. 176-177.  Muurbeschildering. 178-179.  Weefselpatronen.
1 8 0 . Traliewerk.  _______________ DEEL III TOEPASSINGEN VAN VERSIERINGSKUNST. A. Vaatwerken.               187.        Bloemenvazen.
a . Vaten. 1 8 1 . Grondvormen van het vaatwerk. 1 8 2 . De amfora. 1 8 3 . De urn. 1 8 4 . De krater. 1 8 5 . Schotels, schalen en borden.
1 8 6 . Ampullen, alabastron. 1 8 8 . Zoutvaten, inktpotten. 1 8 9 . Bussen, dozen, cistae. 1 9 0 . Wijwatervaten. b . Schep- en vulvaten. 1 9 1 . De hydria.